Dit is deel 2 van het artikel ‘De vissen van de Noordzee’. Om te voorkomen dat dit artikel tot en met deel 20 door zou gaan worden lang niet alle vissoorten van de Noordzee besproken maar komen enkel de vissen die veel in het aquarium worden gehouden aan bod. Er zijn veel vissen die op elkaar lijken (qua uiterlijk, gedrag, etc.) of die uit dezelfde familie komen, wordt hiervan maar één voorbeeld genoemd, zoals bijvoorbeeld de schol terwijl in de aquariumhobby onder andere ook de bot, schar en tong worden gehouden.
Gewone pitvis
Andere Nederlandse namen: Schelvisduivel, geernaarsoomtje, spinvis en pilatusvisje
Wetenschappelijke benaming: Callionymus lyra
Engelse naam: Dragonet
Uiterlijk
De gewone pitvis,of meestal enkel pitvis genoemd, is een van de mooiste vissen van de Noordzee. De vissoort heeft iets weg van een tropische zeevis vanwege de opvallende kleuren. De opvallende kleuren zijn echter alleen in de paartijd waarneembaar, de rest van het jaar hebben de vissen een schutkleur en kunnen zich aan de kleur van de bodem aanpassen. Alleen het mannelijke dier is tijdens de paartijd intens gekleurd zoals op de afbeelding te zien is. Ook hebben de mannetjes een zwarte vlek aan de zijkanten van het lichaam welke het hele jaar rond zichtbaar is. Kenmerkend voor de gewone pitvis is de hoge en puntige voorste rugvin die de mannetjes hebben, deze wordt samen met de opvallend gekleurde tweede rugvin gebruikt om tijdens de balts de vrouwtjes te imponeren. De mannetjes worden langer dan de vrouwtjes, respectievelijk 30 centimeter en 20 centimeter, al zijn de meeste pitvissen niet groter dan 15 centimeter. Qua vorm hebben pitvissen iets weg van grondels, maar de kop is meer breed en afgeplat en de ogen staan verder buiten de kop dan bij grondels het geval is.
Callionymus lyra Foto © Biopix: JC Schou
Gedrag
De gewone pitvis mint zand- en moddergronden waarover hij zich steeds kleine stukjes voortbeweegt met behulp van zijn borstvinnen. De vis is dan ook voornamelijk grondgebonden en leeft op dieptes van 5 tot 400 meter, maar meestal niet dieper dan 30 meter.
Enkel tijdens de ei afzetting zwemmen de dieren aan het oppervlak van ondiep water. Aan de ei afzetting die tijdens het voorjaar en de zomer plaatsvindt gaat een kleurrijke balts vooraf waarbij de man zich van zijn beste kant laat zien door zijn schutkleuren om te zetten in een paarkleed, een bruine basiskleur met blauwe en gele vlekken. Met wijd uitstaande vinnen zwemt het mannetje rond het vrouwtje en wanneer het vrouwtje het mannetje accepteert zwemmen ze samen naar het oppervlak. Hier houden de dieren zich aan elkaar vast met hun vinnen waarna de paring plaatsvindt. De vissen worden maximaal 7 jaar oud.
Voorkomen
Dieet
De gewone pitvis eet voornamelijk bodemdieren zoals slakken, wormen en kleine kreeftachtigen. Hiervoor graaft de vis in de bodem, maar ook jaagt hij in het water.
In het aquarium
Weinig over bekend. De vis schijnt goed tegen wat hogere temperaturen te kunnen, al is dit natuurlijk niet wenselijk. Er zijn verhalen over pitvissen die in aquaria niet wilden eten maar ook verhalen dat de pitvissen vanaf dag één in het aquarium al gelijk boven op het voedsel duiken. Belangrijk is een zandbodem in het aquarium.
Schol
Andere Nederlandse namen: Pladijs
Wetenschappelijke benaming: Pleuronectes platessa
Engelse naam: Plaice
Uiterlijk
De schol is misschien wel de bekendste Noordzeevis. Dit komt door de visserij waarin hij een erg belangrijke rol speelt, het is namelijk de meeste beviste soort. Het is een platte ruitvormige vis met een bruine basiskleur. De schol is van de andere platvissen te onderscheiden door de oranje stippen aan de bovenzijde. De maximale lengte van de schol is 90 centimeter en hij wordt maximaal 50 jaar oud, helaas bereiken de dieren in de Noordzee maar een fractie van deze lengte en leeftijd door ernstige overbevissing. Bijzonder aan de schol is dat de vis niet als platvis wordt geboren. Wanneer de larven uitkomen zien ze er uit als gewone vissen zoals jonge haringen en harders. Naarmate ze ouder worden draait het linkeroog over de kopzijde naar de ander kant. Ook verandert de bek, deze gaat scheef zitten en de vinnen veranderen van vorm; de vis verandert in een platvis. Bijzonder is dat tijdens dit proces niet alleen de vorm van het dier verandert (skelet en spieren), maar ook de zenuwen veranderen. De vis krijgt dus echt een ander lichaam.
Pleuronectes platessa Foto © Biopix: JC Schou
Gedrag
De schol is een nachtactief dier. Overdag verschuilt de vis zich voornamelijk op de bodem en gaat ’s nachts op jacht naar voedsel. Hij leeft in de zone vanaf het strand tot 200 meter diep, maar wordt het meeste waargenomen op dieptes van 10 tot 15 meter. Jonge dieren leven vaak maar enkele meters vanuit de kustlijn, ze worden dan ook vaak gevangen tijdens het garnalenvissen met een netje.
De vis paart van januari tot maart. De ei afzetting gebeurt gewoon in vrij water waarna ze door de mannelijke dieren worden bevrucht. Vervolgens worden de eitjes naar de kust afgevoerd.
In strenge winters trekt de schol naar warmer zeewater.
Voorkomen
Dieet
De jonge schollen eten voornamelijk kleine ongewervelden zoals garnaaltjes, weekdieren en wormen. De oudere schollen eten ook andere vissen, kleine kreeftachtigen en schaaldieren. Om deze harde prooidieren te kunnen kraken heeft de schol sterke tanden achterin de keel.
In het aquarium
De schol is een relatief snelle groeier en is dan ook alleen als jong dier in het aquarium te houden. Gezien zijn dieet is het ook zeker niet wenselijk oudere dieren in een gemengd aquarium te houden, de meeste andere aquariumbewoners verdwijnen vroeg of laat in de bek van het dier.
Als jonge dieren zijn het wel geschikte dieren voor in het aquarium, ze kunnen goed tegen schommelingen in temperatuur, zuurgraad en zoutgehalte.
Omdat het een bodemvis is die zich graag ingraaft is een zandbodem een vereiste.
Het is een makkelijke eter maar het voedsel wordt niet meer als voedsel herkent als het stil op de bodem ligt.
Kabeljauw
Andere Nederlandse namen: Gul, Tor, Skrei, Stokvis (als gedroogde vis voor consumptie), Kibbeling (als gefrituurde vis voor consumptie)
Wetenschappelijke benaming: Gadus morhua
Engelse naam: Cod
Uiterlijk
De kabeljauw is een vis die veel mensen als kibbeling of stokvis kennen, maar het uiterlijk van het dier is bij de meeste mensen onbekend. De mensen die deze vis wel kennen herkennen hem waarschijnlijk vooral aan zijn baarddraad, al is de kabeljauw niet de enige vis die dit heeft. De basiskleur is olijfgroen, de rug is bruin gevlekt en de buik is wit. Over de zijkant van de vis loopt een lichte lijn. De vis kan wel twee meter lang worden en 25 jaar oud. De zwaarste kabeljauw ooit gewogen was 96 kilogram! Door ernstige overbevissing worden de meeste kabeljauwen niet groter dan 30 centimeter en zwaarder dan 1 kilogram.
Gadus morhua Foto © Biopix: JC Schou
Gedrag
Veel vissen zijn óf erg snel óf erg wendbaar. De kabeljauw is dit beide en is daarom een goede jager. Terwijl hij overdag in grote scholen bescherming zoekt gaat hij ’s avonds actief op jacht. Door zijn bouw kan hij erg snel over de bodem zwemmen en wanneer hij voedsel ziet remt hij hard en duikt op de prooi. Dit verrassingseffect is de basis van zijn jachtmethode.
De vis leeft op diepten van 15 tot 500 meter en heeft vanwege zijn jachttactiek een voorkeur voor de bodemzone.
Kabeljauwen paaien in de winter. Na de ei afzetting drijven de eitjes naar de bovenste waterlagen en komen dan na zo’n 20 dagen uit (tijd is afhankelijk van watertemperatuur). De jonge kabeljauwen kunnen beter tegen hogere temperaturen en kunnen daarom beter overleven in ondiepe wateren. Hier kunnen ze bij voedsel waar de volwassen exemplaren niet bij kunnen.
Voorkomen
Dieet
De kabeljauw eet kreeftachtigen, inktvissen, wormen, vissen en mosselen. Jonge dieren eten roeipootkreeftjes.
In het aquarium
Kabeljauw is een moeilijke vis om in het aquarium te houden. Doordat de dieren erg groot worden en erg snel groeien is het aquarium al snel te klein voor deze vis. Ook zijn eetgewoonte zorgt voor veel problemen met de andere aquariumbewoners. Dit is overigens bij de meeste vissen het geval en daarom zijn vaak de jonge dieren beter houdbaar dan de volwassen dieren. Helaas is dat bij deze soort een probleem, het is namelijk heel moeilijk om jonge kabeljauw te vinden.
Steenbolk
Andere Nederlandse namen: Steenwijting
Wetenschappelijke benaming: Trisopterus luscus
Engelse naam: Bib
Uiterlijk
De steenbolk is een kabeljauwachtige en heeft dan ook qua uiterlijk veel weg van de kabeljauw. Kenmerkend is dat het lichaam korter en hoger is. De vis wordt maximaal zo’n 40 centimeter lang en ongeveer 1 kilogram zwaar. De basiskleur is koperbruin, bij volgroeide exemplaren worden vier tot vijf verticale donkere banden over het lichaam waargenomen. Opvallend is de donkere vlek aan de basis van de borstvin. Net als veel andere kabeljauwachtigen heeft de steenbolk een baarddraad maar kenmerkend voor deze soort is de duidelijk langere en puntigere eerste rugvin.
Trisopterus luscus Foto © Biopix: N Sloth
Gedrag
De steenbolk is een scholenvis die voornamelijk bij de bodem in open water leeft, tussen 10 en 300 meter diep. Opvallend is dat vooral de kleinere exemplaren grote scholen vormen. De jonge dieren leven juist solitair of in kleine groepjes in ondiep water. De paartijd is in april, mei en soms augustus. Over het paren is enige onduidelijkheid, volgens sommigen worden de eieren na het paren wat op 100 meter diepte gebeurt afgezet en zweven daarna vrij door het water tot ze uitkomen. Volgens anderen worden de eieren juist aan de oppervlakte in schuimnesten afgezet en kort daarna bevrucht. De net uit het ei gekomen visjes gaan in ieder geval zo snel mogelijk naar de bodem en blijven daar tot ze groot gegroeid zijn en trekken dan naar dieper water. De vis is een typische ‘wrakvis’, en wordt door duikers dus vaak rond wrakken gezien. De maximale leeftijd van een steenbolk is 4 jaar.
Voorkomen
Dieet
Steenbolken jagen ’s nachts. De jonge steenbolken eten voornamelijk garnalen, andere kleine kreeftachtigen, wormen en schelpdieren. De baarddraad wordt gebruikt als tastzintuig en voor navigatie op de bodem. De volwassen exemplaren jagen daarnaast ook op inktvissen en kleine visjes, waaronder soortgenoten.
In het aquarium
Aangezien steenbolken vanaf het moment dat ze uit het ei komen erg snel groeien tot ze geslachtrijp zijn kan er door de gemiddelde koudzeewateraquariaan maar kort worden genoten van deze vis, ze groeien het aquarium uit. Omdat de volwassen dieren op andere vissen jagen en graag in scholen leven is het sowieso geen geschikte vis om als volwassen dier in het aquarium te houden. De jonge dieren zijn overigens geen moeilijke dieren om te houden, ze eten goed (voornamelijk mysis).
Niet alle vissen uit de Noordzee kunnen worden gehouden in het aquarium en over veel vissen die wel als aquariumvis geschikt zijn is erg weinig informatie over aquariumervaring bekend. Om toch een wat completer beeld te geven van de verscheidenheid aan vissen in de Noordzee hieronder een lijst met bondige informatie en afbeeldingen.
Grote Zeenaald
Andere Nederlandse namen: -
Wetenschappelijke benaming: Syngnathus acus
Engelse naam: Pipefish
Deze vis wordt regelmatig in aquaria gehouden. Het aquarium moet wieren bevatten.
Syngnathus acus Foto © Biopix: N Sloth
Paling
Andere Nederlandse namen: Gewone paling, Europese aal
Wetenschappelijke benaming: Anguilla anguilla
Engelse naam: European Eel
Hoewel het een erg bekende vis is is er weinig over bekend. Zo werd tot voor kort nog gedacht dat de jonge palingen en volwassen exemplaren twee verschillende vissoorten waren. Ze leven in zout water, zoet water en kunnen zich zelfs over het land voortbewegen.
Anguilla anguilla Foto © Biopix: JC Schou
Zeewolf
Andere Nederlandse namen: -
Wetenschappelijke benaming: Anarhichas lupus
Engelse naam: Wolf eel, wolffish, Seawolf
Een erg zeldzame vis in de Nederlandse- en Belgische Noordzee. Het is een bodemvis en kan wel anderhalve meter lang worden. Ze hebben hun naam te danken aan hun scherpe, lange voortanden. Absoluut geen goede aquariumvis.
Anarhichas lupus Foto © Joakim Engel
Haring
Andere Nederlandse namen: Bliek
Wetenschappelijke benaming: Clupea harengus
Engelse naam: Herring
De haring is een bekende vis omdat het een van de belangrijkste vissen is voor de visserij. Helaas lijdt de soort hier sterk onder want hoewel de vis wel 20 jaar oud kan worden en een lengte van 40 centimeter kan bereiken worden de dieren door de bevissing vaak niet ouder dan 6 jaar en worden er alleen maar relatief kleine vissen waargenomen.
Clupea harengus Foto © Biopix: JC Schou
Andere Nederlandse namen: Neushangertje, oude grootje, potskop, dikkop
Wetenschappelijke benaming: Agonus cataphractus
Engelse naam: Hooknose
Het harnasmannetje is een algemeen voorkomende vis in de Noordzee. Hij wordt niet groter dan 20 centimeter en eet kleine kreeftachtigen, wormen en weekdieren. De soort wordt vrij veel gehouden in aquaria.
Agonus cataphractus Foto © Biopix: JC Schou
De vissen van de Noordzee – deel I
In dit artikel worden de meest voorkomende Noordzeevissen die we regelmatig in de koudzeewaterhobby tegenkomen besproken. De gegevens over de dieren in het wild worden besproken, maar ook de gegevens over deze vissen in het aquarium komen aan bod. Dit laatst e is echter gebaseerd op ervaringen en kan dus voor iemand anders misschien niet van toepassing zijn.
Om niet te lang van stof te zijn is het artikel opgedeeld in meerdere delen.
Belangrijk is om te vermelden dat de bijgevoegde foto’s het vooroordeel over de noordzeevissen; namelijk dat het saaie kleurloze dieren zijn, lijken te bevestigen. Overigens is dat absoluut niet waar, bekijk deze dieren maar eens in een aquarium met goede verlichting!
Snotolf
Andere Nederlandse namen: Engelse Lump, Kluft, Limp, Paddevis, Snotdolf, Steenkruiper, Strontvreter, Steenzuiger
Wetenschapelijke benaming: Cyclopterus lumpus
Engelse naam: Lumpsucker/lumpfish
Uiterlijk
De snotolf wordt maximaal 61 cm lang en kan een gewicht van bijna tien kilo bereiken, al blijven de mannetjes vaak wat kleiner. Opvallend aan deze vis is zijn lompe lichaam, de beenplaten, de stompe stekels en het ontbreken van schubben. Het lijkt alsof de snotolf een enkele rugvin heeft, dit is echter niet waar want er is tweede rugvin aanwezig maar deze is overgroeid met een dikke laag huid.
Aan de onderzijde heeft de vis een zuignap, de zogenaamde ‘pelvic disc’. Deze zuignap bestaat uit twee samengegroeide vinnen en hiermee kan de vis zich vastzuigen aan een harde ondergrond.
De kleuren van de snotolf variëren van blauwachtig naar grijsachtig, terwijl de jongere dieren juist groenachtig zijn. In de paartijd worden de mannetjes donkerblauw van kleur en krijgen een oranje tot rode buik.
Cyclopterus lumpus Foto © Biopix: JC Schou
Gedrag
Vanwege hun lompe vorm en relatief kleine vinnen zijn snotolven slechte zwemmers.
De dieren kunnen dertien jaar oud worden en zijn op hun vierde of vijfde levensjaar geslachtsrijp. In het voorjaar trekken de vissen naar ondiep water in onder andere de Oosterschelde om te paren en leggen daar hun geelachtige tot roze eieren die later groen kleuren. Het mannetje maakt een ‘nest’; een kuiltje in zacht substraat. In dit nest zet het vrouwtje haar eieren af, wel 15.000 tot 20.000 stuks die aan elkaar plakken tot een klont. Hierna ontfermd het mannetje zich over de eieren, hij bewaakt ze en zorgt door middel van vinnengewaaier voor een goede zuurstofvoorziening.
Na één tot twee manden komen de eieren uit waarna de jonge snotolven een periode planktonisch leven. Onduidelijk is of de broedzorg gelijk na het uitkomen van de eieren ophoudt, er zijn aanwijzingen dat dit niet het geval is.
Na deze planktonische periode leven de vissen voornamelijk op de bodem van de zee, tussen de wieren en zeegrassen. In de late herfst trekken ze uiteindelijk naar dieper water en overwinteren op 50 to 400 meter onder het wateroppervlak. .
Voorkomen
Dieet
Sessiele invertebraten (zoals mossels, schelpdieren) en ribkwallen
In het aquarium
De snotolf is een vrij snelle groeier mits ze goed eten. In sommige gevallen eten de snotolven slecht in gevangenschap. Waar dit precies door komt is onduidelijk. De snotolf vormt geen gevaar voor andere vissen in het aquarium, wel zullen schelpdieren op het menu staan. Wat betreft temperatuur is deze vis redelijk tolerant.
Diklipharder
Andere Nederlandse namen: Barier, Herder, Witte zalm
Wetenschapelijke benaming: Chelon labrosus
Engelse naam: Thick-lipped grey mullet
Uiterlijk
De diklip harder is een vrij lange en slanke vis die 50 tot 75 cm lang en 4,5 kg zwaar wordt. De vis heeft zijn naam te danken aan de verdikte bovenlip waar wratachtige bobbels op te vinden zijn. Opvallend aan de diklipharder zijn zijn vrij grote schubben in verhouding met de rest van het lichaam. De vorm van het lichaam is de zogenaamde ‘sigaarvorm’ waardoor de vis erg gestroomlijnd is en daarom ook een echte zwemmer is. De diklipharder heeft 2 duidelijk gescheiden rugvinnen. Er zijn vier dorsale stekels en drie anale stekels. Verder zijn er acht dorsale stralen en negen anale stralen. De vis heeft geen zijlijn. De kleur is zilvergrijs/wit maar bij bepaalde belichtingen zijn ook groen en blauw te zien.
Chelon labrosus Foto © Biopix: N Sloth
Gedrag
De diklipharder is een echte scholenvis die vaak met in grote getalen rond basaltblokken en wiervelden foerageert en dicht bij de kust leeft. Deze actieve vis houdt van rustig water en wordt vaak in estuaria gezien, de harder is dan ook een relatief tolerante vis wat betreft zoutgehalte, vervuiling en temperatuur, al wordt een lage temperatuur niet erg gewaardeerd. In de winter trekken de vissen dan ook zuidwaarts. Diklipharders trekken in augustus naar de paaigronden in de Ierse Zee en het kanaal. Mannetjes worden vruchtbaar in hun tweede levensjaar, vrouwtjes pas in hun derde levensjaar. De jonge diklipharders zijn erg klein en blijven erg dicht bij de kust en trekken pas in de zomer naar zee. De vis kan twaalf jaar oud worden.
Voorkomen
Dieet
Deze vis eet voornamelijk plankton en algen (draadwier). Het verteringsstelsel van diklipharders is hier op aangepast, ze hebben namelijk een lang spijsverteringskanaal dat typerend is voor een vegetariër. Ook hebben ze borstelvormige tandjes waarmee ze algen en wieren van bijvoorbeeld stenen afgrazen. Tijdens dit grazen worden er onbedoeld ook veel dierlijke organismen opgegeten.
Volwassen exemplaren hebben ook schelpdieren en andere kleine bodemdieren in hun dieet.
In het aquarium
De diklopharder heeft veel zwemruimte nodig, daarom kunnen alleen jonge exemplaren in aquaria gehouden worden. De soort prefereert zachte bodems en wil zich het liefst tussen wier kunnen verstoppen. De vis is in het begin vaak erg schuw maar dat verandert meestal snel. Het is een makkelijke eter en groeit snel. Vanwege deze snelle groei en het actieve zwemgedrag zullen de vissen snel te groot en te aanwezig zijn in het aquarium.
Zwarte grondel
Andere Nederlandse namen: Zwarte goveke, zwarte govie, zwarte gobie
Wetenschapelijke benaming: Gobius niger
Engelse naam: Black goby
Uiterlijk
De zwarte grond is een klein visje, maar wordt met een maximum van zeventien cm toch vrij groot voor een Gobius soort. Het is een echte grondel om te zien; een langgerekt lichaam, relatief grote en brede kop en grote mond. Ook deze vis heeft twee rugvinnen, maar bij de zwarte grondel zitten deze vinnen met de basis tegen elkaar aan. Net als de snotolf heeft deze grondel een zuignap gevormd uit twee samengegroeide buikvinnen onder zijn lichaam. Echter is deze zuignap bij de zwarte grondel veel minder effectief dan bij bijvoorbeeld de snotolf.
De zwarte grondel heeft een bruine basiskleur die erg kan variëren in intensiteit. Op zijn rug heeft deze vis donkerbruine tot zwarte vlekjes en de onderzijde van de vis is licht, vaak grijsachtig. De mannetjes zijn donkerder dan de vrouwtjes en worden in de paartijd zwart/paars, waar deze vis zijn naam aan te danken heeft.
Gobius niger Foto © Biopix: N Sloth
Gedrag
De zwarte grondel leeft in ondiepere wateren, niet dieper dan 75 meter.
Tussen mei en augustus is de paartijd van deze vissoort. Tijdens de paartijd wordt door de vis een holletje gezocht dat kan bestaan uit een spleet tussen stenen of de lege schelp van een oester. Het vrouwtje legt hier vervolgens zo’n 4.000 eieren in die daarna door het mannetje worden bevrucht. Ook bij deze vis verzorgt het mannetje de eieren na de bevruchting, hij bewaakt ze tot ze uitkomen.
De jonge vissen blijven net als de ouders dicht bij de kust en worden regelmatig in de plassen rond strekdammen bij laagwater gezien. Deze vissen kunnen goed tegen lage zoutgehaltes wat natuurlijk ook wel nodig is om te kunnen overleven in deze laag-water-plassen die door regenval ineens veel zoeter kunnen worden.
De vis kan maximaal vier jaar oud worden.
Voorkomen
Dieet
Deze soort eet voornamelijke kleine kreeftachtigen, wormen maar ook kleine vissen.
In het aquarium
De zwarte grondel prefereert een zandbodem in het aquarium. Wat betreft temperatuur is deze vis niet moeilijk, het water dient tussen de 8°C en 20°C te zijn. Het is een vrij snelle groeier maar gezien zijn maximale lengte van zeventien cm zal hij niet snel te groot worden voor het aquarium, zeker gezien hij niet een echte zwemmer is. Net als bij de meeste vissen het geval is zal de zwarte grondel alles wat in zijn bek past als voedsel beschouwen.
Botervis
Andere Nederlandse namen: -
Wetenschapelijke benaming: Pholis gunnellus
Engelse naam: Butterfish
Uiterlijk
De botervis lijkt qua uiterlijk wel een beetje op een paling; een langgerekt slangachtig lichaam, kleine kop. De vis heeft een rugvin met lichte rand en donkere vlekken die over de hele lengte van zijn rug loopt. Een buikvin is nauwelijks aanwezig maar de anale vin is weer erg lang. Het is een vrij kleine vis die een lengte van 25 cm kan bereiken. De vis heeft een erg gladde en slijmerige huid, waar hij zijn naam aan te danken zou hebben.
De basiskleur van het dier is grijsbruin met een olijfgroene tint. Op de rug is het dier wat donkerder gekleurd terwijl de buikzijde juist lichter is. Op de flanken van de vis zijn onregelmatige dwarsbanden waarneembaar. De vis kan erg variëren in de donkerheid van de kleur. Er zijn aanwijzingen dat dit iets met de voortplantingstijd te maken zou kunnen hebben.
Pholis gunnellus Foto © Biopix: JC Schou
Gedrag
De botervis leeft in het intergetijdengebied, niet dieper dan 40 meter. ’s Winters leeft de vis liever dieper, tot zo’n 100 meter.
De vis heeft geen duidelijke voorkeur voor een bepaald bodemtype, hij wordt dan ook waargenomen op rotsbodems, slibbodems en tussen wieren en zeegras. Wel is het voor dit dier belangrijk dat hij een ‘holletje’ heeft waar hij zich met name overdag in schuil houdt, het is namelijk een nachtactief dier dat ’s nachts een echte rover is. In dat opzicht doet de vis veel aan een murene denken, vaak is niet meer zichtbaar dan alleen de kop tussen een aantal rotsen.
Bijzonder aan de botervis is dat alle dieren als vrouw geboren worden en tussen hun vierde en veertiende levensjaar een sekse verandering ondergaan.
In januari of februari begint de paaitijd van deze vis. Beide oudervissen zoeken een holletje om de eieren af te zetten. 100 tot 200 aan elkaar geklonterde eieren worden aan een rots of onder een schelp geplakt. Beide volwassen vissen bewaken de eieren.
Voorkomen
Dieet
Deze vis eet voornamelijk kleine kreeftachtigen, zoals garnalen en zeepissebedden. Ook wormen en slakken staan om het menu. Zelfs viseieren en vislarven worden gegeten door de botervis.
In het aquarium
Deze vis is erg geschikt voor in het aquarium, mits de medebewoners niet te klein zijn. Zoals gezegd is de botervis een goede rover en zal kleine medebewoners opeten, en ook viseieren en larven zijn erg geliefd als voedsel. Het is belangrijk dat de vis beschikt over een holletje waar hij zich overdag zal verstoppen. Gezien de vis nachtactief zal hij zich overdag niet veel laten zien, hooguit een kop terwijl de rest van het lichaam goed verborgen is in het holletje.
Rode poon
Andere Nederlandse namen: Knorhaan, Zeehaan, Laurens, Roodbaartje, zeepost
Wetenschapelijke benaming: Trigla lucerna
Engelse naam: Tub Gurnard
Uiterlijk
De rode poon is een bekende vis en wordt veel gezien in publieke aquaria. Zijn bijzondere uiterlijk is hier de oorzaak van. De vis wordt gemiddeld 30 cm lang, maar kan 75 cm lang worden en dan zes kg wegen. Ook deze vis heeft een vrij langgerekt lichaam en een dubbele rugvin, waarvan de eerste een stuk korter en hoger is dan de tweede. Erg opvallend zijn de ‘pootjes’ van deze vis, van de borstvinnen zijn de eerste drie vinstralen los van de rest van de vin en zijn onafhankelijk beweegbaar. Hierdoor kun de vis deze vinstralen gebruiken als pootjes en ook werkelijk over de bodem lopen. Ook worden deze vinstralen gebruikt als tastorganen om naar voedsel te zoeken. De rest van de borstvinnen zijn erg groot en vaak mooi felblauw gekleurd met groenachtige vlekken. Ook de rest van de vis is opvallend gekleurd. Het lichaam is roodbruin en de onderzijde is oranjewit. De onderzijde van de buikvin en staart hebben dezelfde kleur als de borstvinnen. Verder heeft de vis stekelige schudden op de zijlijn, overigens ontbreekt een zijlijn. Ook de kop is gepantserd met lange stekels.
Trigla lucerna Foto © Biopix: N Sloth
Gedrag
De vis komt op dieptes tussen de vijf en 250 meter voor. Voornamelijk in de zomer worden de ondiepe wateren opgezocht, de vis is zelfs in estuaria waarneembaar. In de wintermaanden trekt de vis naar warmere wateren. Ook de rode poon is niet erg veeleisend wat bodemtype betreft, hij komt voor op zandbodems, rotsbodems en slibbodems. De vissen zijn redelijk goede rovers; bijna alles wat in de bek past wordt opgegeten.
De vis is geslachtsrijp wanneer hij zo’n twintig cm is, de paaitijd is gelegen tussen mei en juli.
Net als zijn familieleden maakt de rode poon een soort geluid dat op knorren lijkt, vandaar de bijnaam ‘knorhaan’. De vis kan vijftien jaar oud worden.
Voorkomen
Dieet
De rode poon eet voornamelijk kreeftachtigen en weekdieren, maar ook kleine vissen staan op het menu. Volwassen vissen eten platvissen.
In het aquarium
De rode poon is een vis die goed in het aquarium gehouden kan worden al zal hij er wel snel uit groeien, de vis groeit namelijk in één jaar gemakkelijk van twee cm naar 25 cm! Het aquarium dient goed gekoeld te zijn en het bodemtype is niet erg van belang. Erg belangrijk is dat het aquarium goed afgesloten dient te worden, deze vissen springen namelijk regelmatig. Andere aquariumbewoners die in de bek van de rode poon passen zullen niet veilig zijn, de rode poon is een goede rover en zal de kleine medebewonders als voedsel zien. Deze vis eet graag mysis. Het zijn interessante dieren voor in het aquarium vanwege hun bijzondere uiterlijk en leuke gedrag.
De bodemdieren van de Noordzee
Deel 1
Grote zandvlaktes en slibgebieden, dat is het uiterlijk van de bodem van de Noordzee. In eerste instantie is de bodem erg rustig en het lijkt het alsof er niets levends op de bodem voorkomt. Niets is minder waar; het krioelt er juist van de dieren. Wormen, kreeften, krabben, mosselen, slakken, garnalen, zeesterren, zeepokken, het leeft er allemaal. De Noordzee kent veel verschillende soorten bodems, met op elke bodemtype zijn eigen verscheidenheid aan bodemdieren.
In dit artikel staan de bodemdieren centraal.
Indeling
Bodemdieren kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld.
De eerste manier is door te categoriseren op lichaamsgrootte:
De ‘grootste’ dieren worden macrofauna genoemd. Wanneer men met een zeef met gaten van 1mm door de bodem zou gaan blijven er dieren in de zeef achter die groter zijn dan 1 mm. Die dieren worden macrofauna genoemd. Dit criterium is natuurlijk niet helemaal juist want jong macrofauna dat nog niet de volwassen lichaamslengte heeft zou dan niet meer onder macrofauna vallen. Het gaat dus om de lichaamslengte van volwassen dieren.
Enkele voorbeelden van deze dieren zijn krabben, wormen en schelpdieren.In de afgelopen jaren is de hoeveelheid macrofauna licht afgenomen. De precieze oorzaak hiervan is niet bekend en wordt nog onderzocht.
De tweede groep bestaat uit meiofauna. Dieren die kleiner zijn dan 1 mm, maar groter dan 0.05 mm vallen in de groep meiofauna. De dieren die tot deze groep behoren zijn onder andere aaltjes (behorend tot de groep nematoden) en kleine copepoden, ook wel de roeipootkreeftjes genoemd. Niet alle copepoden behoren tot de meiofauna, er zijn namelijk ook copepoden die planktonisch leven. De meeste roeipootkreeftjes die bentisch (op de bodem) leven behoren wel tot meiofauna. Deze dieren behoren voornamelijk tot de orde Calanoida, Cyclopoida en Harpacticoida. Net als bij macrofauna wordt bij de meiofauna gekeken naar de lichaamsgrootte van dieren op volwassen leeftijd.
De derde groep die deze indeling telt is microfauna. Onder deze groep vallen de allerkleinste dieren, namelijk de dieren die kleiner zijn dan 0.05 mm. Voornamelijk eencellige dieren behoren tot deze groep, zoals bacteriën en protozoën.
De indeling op lichaamsgrootte lijkt op het eerste gezicht misschien erg onnauwkeurig, maar er blijkt veel biologisch verschil te zijn tussen bijvoorbeeld macrofauna en meiofauna.
Zo leven de dieren die tot meiofauna behoren hun hele levenscycles op de bodem, terwijl macrofauna een larvestadium kent waarin de larven behoren tot (mero)plankton en vrij door het water zweven. Onder andere zeesterren, schaaldieren en wormen zijn in het larvale stadium meroplankton.
Strandkrab ,Foto: Biopix.dk
Naast de indeling op lichaamsgrootte wordt er ook vaak gebruik gemaakt van een indeling op basis van de plaats waar de dieren leven.
Zo is er de groep infauna (ook wel endofauna) die bestaat uit dieren die zich permanent hebben ingegraven in de bodem zoals schelpdieren, en dieren die grote gangenstelsels in de bodem hebben, zoals kreeften en wormen. Ongeveer 90 procent van het dierlijk leven op de bodem bestaat uit infauna. Ondanks dat deze dieren op een tamelijk verborgen manier leven zijn ze toch vrij mobiel zodat ze zich gemakkelijk weer in kunnen graven wanneer hun hol door bijvoorbeeld een golf wordt verwoest. Infauna is vanwege de ondergrondse leefstijl erg onopvallend, vaak zijn alleen enkele tentakels, adembuizen en sprieten te zien.
De dieren die een laag hoger leven, namelijk óp de bodem, worden epifauna genoemd. Veel krabben vallen onder deze categorie. Ondanks dat deze dieren op de bodem leven graven ze zich vaak gedeeltelijk in wanneer ze niet op zoek zijn naar voedsel. Hierdoor zijn deze dieren soms moeilijk te vinden.
Als laatste is er de groep die sessieel heet. Deze dieren hebben een vastzittende levenswijze. Ze leven in zelf geboorde gaten (zoals de Witte boormossel), of hebben zich vastgehecht aan de ondergrond, zoals zeepokken.
Een derde indeling maakt onderscheid in de manier van voedselopname.
De belangrijkste twee groepen in deze indeling zijn de filtreerders (‘suspension-feeders’) en sedimenteters (‘deposit-feeders’). De dieren uit deze eerste groep filtreren kleine voedseldeeltjes uit het water. Veel filtreerders hebben tentakels waaraan een kleverige stof zit waarmee ze ronddrijvende voedseldeeltjes opvangen. De tweede groep zoekt zelf actief naar het voedsel op de bodem, of eet stukjes bodem op zodat in het verteringsstelsel de verteerbare delen worden gebruikt en de ‘nutteloze’ bodem weer wordt uitgescheiden. Ook aaseters, de dieren die andere dode dieren opruimen, vallen onder deze laatste groep.
Noorse kreeft ,Foto: Biopix.dk
Verschillende bodemtypes
In de tropische zeeën bevindt het meeste leven zich rond de koraalriffen. Op de ‘kale bodem’ komt in verhouding weinig leven voor. In de Noordzee is een zelfde soort situatie. Het meeste leven zit rond ‘verstoringen’ van de gewone bodem. In de Nederlandse- en Belgische Noordzee komen van nature geen rotskusten voor, maar de door de mens aangelegde dammen en dijken zorgen voor plaatsen waar veel bodemdieren voorkomen. Voornamelijk anemonen, zeepokken en mosselbanken maar ook zeesterren, slakken, pissebedden en krabben komen hier veel voor omdat ze van een harde ondergrond houden en er veel schuilplaatsen vinden.
Naast deze ‘rotsgebieden’ zijn wrakken ook plaatsen die rijk zijn aan bodemdieren. Door het harde substraat leven er dezelfde dieren als op rotsen. Zeepokken zijn pioniers, ze kunnen tegen een relatief gladde ondergrond. Wanneer zij dood gaan en een kalkskelet achterlaten kunnen wieren groeien op de ondergrond van skeletten, omdat deze skeletten de ondergrond nog hebben gemaakt en wieren een zeer ruwe ondergrond nodig hebben. Alikruiken (slakken) en mosselen hebben dezelfde pioniersfunctie.Vanwege het bruisende onderwaterleven rond wrakken zijn deze plaatsen erg geliefd bij duikers. De rijkdom aan bodemdieren trekt namelijk een groot aantal vissen aan en dat trekt weer duikers aan. ‘Wrakduiken’ is daarom ook een aparte tak van de duiksport.
Ook in havens en rond boorplatforms is er een vergelijkbare situatie. Op dit filmpje, http://vimeo.com/1905148, is erg duidelijk te zien dat het gebied rond een boorplatform veel drukker bevolkt is door bodemdieren dan een zandbodem.
Elk type bodem heeft zijn eigen verscheidenheid aan dierlijk leven. Er wordt daarom ook wel gesproken van een bodemgemeenschap.
Aangezien dieren die in getijdenzones leven het meest geschikt zijn voor het aquarium zoeken de meeste koudzeewater aquarianen hun dieren langs dammen, dijken en in havens.
Zeewering, door mensen aangelegd
Aquarium
Lang niet alle bodemdieren uit de Noordzee kunnen gemakkelijk in koudzeewater aquaria worden gehouden, onder andere omdat veel dieren simpelweg zo klein zijn dat ze in het filtersysteem zouden verdwijnen. De bekendere bodemdieren zoals krabben, kreeften, anemonen, mossels en sommige wormen zijn meestal beter geschikt als aquariumdier. Elk dier stelt zijn eigen eisen aan het aquarium en veel dieren worden eerder als plaag gezien dan als aanwinst.
Kreeftachtigen (Crustacea)
Krabben en kreeften zijn bekende bodemdieren. In de Noordzee leven enkele tientallen soorten krabben en kreeften; zoals de Noordzeekrab, de hooiwagenkrab, de strandkrab, blauwe zwemkrab, en de Noorse kreeft. Alle krabben en kreeften vallen onder de stam geleedpotigen (‘Arthropoda’). De groep van de geleedpotigen waaronder krabben, kreeften en garnalen vallen worden ook wel schaaldieren of kreeftachtigen genoemd. Schaaldieren hebben een uitwendig skelet, dat opgebouwd is uit chitine. Het skelet is dus een soort harnas om het dier heen. Aangezien dit skelet niet mee groeit met het dier zal het regelmatig vervangen moeten worden. Dit doet het dier door te vervellen; het kruipt dan uit het te klein geworden skelet. Het dier is hierna bijzonder kwetsbaar en moet zich dan ook zo goed mogelijk verstoppen totdat het nieuwe skelet uitgehard is. Het chitine heeft een hoog kalkgehalte, wat het skelet erg sterk maakt. Om te zorgen dat het skelet ook hard blijft zal het dier aan voldoende kalk moeten kunnen komen, ook in het aquarium. Naarmate schaaldieren ouder worden vervellen ze steeds minder omdat ze steeds minder groeien.
Kreeftachtigen eten voornamelijk plantaardig en dierlijk plankton, voedseldeeltjes uit de bodem, wieren, en soms zelfs levend voer.
In het aquarium kunnen het echte slopers zijn, maar het zijn tevens nuttige opruimers. Alles wat ook maar enigszins eetbaar is verdwijnt in de mond van een schaaldier. Zorg er altijd voor dat er niet te veel kreeftachtigen in een aquarium zitten en dat de dieren genoeg schuilplaatsen hebben.
Krabben en kreeften zijn over het algemeen vrij agressiever naar soortgenoten en andere aquariumbewoners toe. Vooral zwemkrabben kunnen echte vechtersbazen zijn. Bij een onderlinge confrontatie zal er dan ook vaak gevochten worden. Om dit te voorkomen kan de temperatuur van het water het beste iets aan de lage kant zijn, hierdoor worden de dieren iets rustiger. Een temperatuur van 12 °C is het beste in een dergelijk geval. Wanneer schaaldieren een poot of schaar verliezen in een gevecht groeit dit vanzelf weer aan. Dit wordt regeneratie genoemd.
Let bij het houden van schaaldieren in het aquarium wel op de lengte van de dieren, schaaldieren kunnen erg snel groot worden en groeien dan de bak uit. Ook komt het wel eens voor dat het dier zo hard groeit en in verhouding over te weinig chitine beschikt om het groeiproces bij te kunnen houden met vervellen. Het dier raakt dan opgesloten in het eigen skelet en kan hieraan sterven.
Het verstrekken van een dieet wat grotendeels uit plantaardig voedsel bestaat verkleint de kans hierop.
Garnalen lijken veel op kleine kreeftjes en zijn goed als aquariumdier te houden. Ook worden deze dieren veel als voedseldieren gebruikt, vooral de kleine garnaalachtigen (mysis, ook wel aasgarnalen).Garnalen zijn goede opruimers en laten andere aquariumbewoners met rust. Net als alle andere schaaldieren doen garnalen ook aan vervelling. Schrik dus niet als u een ‘dode’ garnaal in uw aquarium ziet liggen, dit is meestal een vervelling.
Kreeftachtigen kunnen erg spectaculair zijn wat uiterlijk betreft, maar sommigen zijn juist erg onopvallend. Lange poten, korte poten, felle kleuren, doorzichtig, groot, klein, het komt allemaal voor.
Er zijn veel dieren die tot de kreeftachtigen behoren, terwijl de meeste mensen dit niet weten. De Gewone zeepok is hier een voorbeeld van. Deze kreeftachtige ligt op zijn rug in zijn 'vulkaantje' en wappert met zijn pootjes naar buiten om zo zwevende voedseldeeltjes op te vangen.
Gewone zeepok, in gesloten 'vulkaantjes' (Foto: Biopix.dk)
De bodemdieren van de Noordzee
Deel 2
‘Op bezoek bij…’ is een nieuwe rubriek dat gaat over publieke aquaria. De opbouw van de aquaria, de dieren, de techniek en al het andere wat bij het besproken publieke aquarium hoort zal worden beschreven en met foto’s worden geïllustreerd. In deze uitgave een artikel waarin Zeeaquarium Bergen aan Zee centraal staat.
Omdat dit het eerste artikel in deze reeks is moest het te bespreken aquarium een bijzonder aquarium zijn waar veel over te vertellen is. Al snel viel mijn keus op Zeeaquarium Bergen aan Zee. Ik was al meerdere malen bij dit publieke aquarium geweest en heb het altijd één van de mooiste aquariaverzameling gevonden die ik kende. Na wat e-mails over en weer had ik een afspraak geregeld met Dennis Bellis, een medewerker van dit aquariumcomplex. Dennis verzorgt de dieren, regelt de techniek en doet onderhoud aan de bakken. Ook verzamelt hij de levende have, door uitwisselingen met andere publieke aquaria, of door eigen vangst.
Zoals waarschijnlijk bij elke koudzeewateraquariaan het geval is begon de hobby van Dennis met experimenteren. De zeepieren die hij voor het vissen nodig had bleven in de koelkast niet lang in leven waardoor hij begon met een klein aquariumpje om ze in leven te houden. Om wat informatie in te winnen ging hij bij Zeeaquarium Bergen aan Zee langs, raakte aan de praat en uiteindelijk werkt hij er nu en zijn alle bakken zijn verantwoordelijkheid.
De aquaria
Tropische bakken, Middellandse- en Atlantische zeebakken, koudwaterbakken, grote bakken, kleine bakken, drukbevolkte bakken, rustige bakken; álles is aanwezig..Bij binnenkomst is meteen al een mooi groot Middellandse/Atlantische zeebak te zien. Vervolgens tref je twee tropisch zeewateraquaria, een roggenbak en een grote koudzeewaterbak aan voor je in de gang komt. In deze gang zie je aan de linkerkant een flink aantal tropische zeeaquaria aan, aan de rechterkant Middellandse/Atlantische zeebakken. Aan het einde van de gang is een gigantisch aquarium met piranha’s te zien. Via een tweede gang loop je weer terug naar het begin, en hier zijn links de tropische bakken en rechts de Noordzeeaquaria.
Het water
Het totaal aantal liters in het gebouw is ongeveer 870.451 liter! Aangezien het gebouw op nog geen 100 meter van de zee af ligt wordt het water voor de aquaria rechtstreeks uit zee gehaald. Wanneer de omstandigheden dit niet toelaten wordt het water met tankwagens uit Zeeland gehaald. Voor de tropische bakken wordt er extra zout aan het water toegevoegd, voor de koudzeewaterbakken wordt dit water zonder toevoegingen gebruikt. Het water wordt eerst goed gefilterd voor het in de systemen wordt gebruikt. Elke week wordt er ongeveer 20% ververst.
De techniek
De verlichting van de Noordzeebakken is vrij eenvoudig, bij de meeste aquaria voldoet een enkel t5-balkje. Door deze relatief magere verlichting is het niet mogelijk om wieren te houden. Om wel wieren te kunnen houden is veel meer licht nodig en dat zou enorm veel energie verbruiken.
De filtratie wordt per systeem geregeld. De grote bakken zijn allemaal losse systemen, de kleinere bakken zijn met meerdere tegelijk op één systeem aangesloten.Het filtersysteem van de kleine bakken bestaat uit meerdere grote bassins waarin zand en een groot aantal zakpijpen liggen. Ook is er een vrij grote afschuimer op dit systeem aangesloten.Elke grote bak heeft een eigen groot zandfilter.
De stroming en circulatie wordt in de grote tropische bak geregeld door een aantal flinke stromingspompen. In de kleinere Noordzeebakken wordt de stroming gevormd door de pompen van het filtratiesysteem.
De uitstraling
Het gebouw heeft een frisse uitstraling. Alles ziet er strak en goed onderhouden uit. Er is een grote schelpenverzameling, verdeeld over vitrines, onder de aquaria. Dit zorgt voor een goede balans tussen de verzameling en de aquaria. Het is vrij donker in het gebouw wat er voor zorgt dat je aandacht naar de bakken toe getrokken wordt. Sommige aquaria hebben een erg mooie achterwand die speciaal hiervoor gemaakt is. Dit wordt gedaan door een bepaald soort cement over een rots te gieten en dit er daarna weer af te halen en te schilderen. Hierdoor ontstaat er een negatief van een rots, wat een levensechte indruk geeft. Andere aquaria zijn voorzien van grote stenen en andere objecten die in de echte zee ook voorkomen. Helaas zijn nog niet alle bakken op deze manier aangekleed omdat dit erg duur zou zijn. In de toekomst zullen alle bakken voorzien worden van een mooie achterwand en aankleding.
De informatiebordjes boven de aquaria zijn wel vrij simpel, maar volgens Dennis zal hier verandering in komen. Het is namelijk de bedoeling dat het gebouw binnenkort wat gemoderniseerd gaat worden. De techniek is allemaal netjes weggewerkt in ruimtes waar het publiek niet bij kan.
Er is een aparte ruimte waarin een groot skelet van een aangespoelde potvis aanwezig is. Deze potvis is aangespoeld op Ameland en opgehaald en schoongemaakt door Zeeaquarium Bergen aan Zee. Dit is een erg interessante expositieruimte met veel extra informatie. Ook is er een winkeltje aanwezig waarin leuke souvenirs en verzamelobjecten worden aangeboden, zoals zeedierknuffels, boeken over de zee, posters, etc.Dit winkeltje is bij de ingang opgesteld, waardoor je bij binnenkomst gelijk in de juiste sfeer terecht komt.
De dieren
In de aquaria worden duizenden dieren gehuisvest. Vissen, tweekleppigen, stekelhuidigen, bloemdieren, garnalen, krabben en kreeften, alles is aanwezig!
De verscheidenheid aan Noordzeedieren is erg groot; er zijn bijvoorbeeld:
De dieren worden grotendeels zelf gevangen. Dennis doet dit zelf met hengels en netten. Dit maakt het werk voor hem natuurlijk extra leuk want elk dier heeft zijn eigen geschiedenis.
Ook worden er dieren geruild met aquaria in Frankrijk en Monaco (Ocearium Le Croisic, Aquarium La Rochelle, Musée Océanographique de Monaco). Zeeaquarium Bergen aan Zee heeft een busje met grote aanhanger waarin flinke transportbakken staan. Hierin worden de dieren naar het buitenland vervoerd en dieren uit het buitenland weer mee terug genomen naar Nederland. Niet alleen dieren, maar ook kennis wordt met deze collega-aquaria uitgewisseld. Hierdoor wordt een optimale verzorging van de dieren bereikt.
Ondanks de grote hoeveelheid aquaria zijn sommige bakken naar mijn mening toch iets te druk bevolkt. Natuurlijk is dit wel wat het grote publiek graag wil zien, er zijn op deze manier immers altijd dieren waar te nemen, maar voor de aquarianen is dit misschien een puntje van kritiek.
Samenvatting
Pluspunten:
|
Eerste indruk
|
18/20
|
|
Dierverzameling
|
18/20
|
|
Verzorging aquaria
|
15/20
|
|
Educatief
|
14/20
|
Minpunten
|
Verzorging gebouw
|
19/20
|
|
Techniek
|
16/20
|
|
Extra’s
|
17/20
|
|
Totaal
|
8.4
|
Conclusie: Een mooie en goed verzorgde verzameling aquaria met veel afwisseling.
Zee aquarium Bergen aan Zee is deze 8.4 dan ook zeker waard!
|
Voor meer info kan u steeds terecht op www.zeeaquarium.nl