Portaalsite voor de échte zeeaquariaan

Zoeken op de site

Haarsterren en Zeelelies.

Systematiek:
Stam:              ECHINODERMATA              (Stekelhuidigen)
Klasse:            Crinoidea                         (Haar- en Vedersterren)
Orde:              Comatulida
Familie:           Comosteridae
                      Colombometridae
                      Hemerometridae
                      Mariametridae
                      Antedonidae
We behandelen hier alleen de Haarsterren en daarbij ook enkel de bovenstaande families, daar deze slechts voor een zeeaquarium in aanmerking komen.
Zeelelies zitten hun leven lang met een steel aan het substraat verbonden. Deze groep dieren komt voor een zeeaquarium helemaal niet in aanmerking.
Kenmerken en gedragingen:
 
Comanthina nobilis, Foto Nick Hobgood.

De Zeelelies en de Haarsterren behoren tot de primitiefste stekelhuidigen. Zo’n 400 miljoen jaren geleden waren zij de karakteristieke vastzittende dieren van de rifgronden en bijzonder talrijk. Meer dan 5000 fossiele soorten zijn bekend (Marshall, 1979)
Tegenwoordig vormen zij met 600 soorten een niet te onderkennen groep dieren.
Men vindt ze in het vlakke water van tropische en subtropische zeeën. Het zijn uitgesproken koraalriforganismen.
Dieren van de klasse Crinoidea bezitten een mondschijf (Calyx) die gewoonlijk uit een kalkring bestaat. Alle soorten hebben tussen de 5 en 200 armen (Cirri). Het zijn daardoor ook vijfstraligen. Elke arm draagt langs weerszijde vedervormige aanhangsels (Pinnulae) die ze het uitzicht van een vogelveer geven.
Deze pinnulae vangen het voedsel dat uit plankton en organisch materiaal bestaat. Dit voedsel wordt langs een slijmkanaal in de armen naar de mondholte gebracht.
Bij sommige soorten die veel armen hebben kan de lengte van al deze slijmkanalen wel 100 lopende meter bedragen.
Een belangrijk kenmerk onderscheidt de crinoiden van de andere stekelhuidigen, namelijk de mondschijf en de anus liggen beiden aan de bovenzijde.
Dit kan verklaard worden omdat deze dieren hun voedsel hoofdzakelijk uit het water filteren en niet van de bodem halen.
Zowel de Calyx als de armen zijn met geordende kalkplaatjes bezet.
 
Comanthina Schlegeli, Foto: Nick Hobgood.
  
De Haarsterren van de orde Comatulida worden overal als de mooiste en meest opvallende stekelhuidigen beschreven. Het zijn zulke typische dieren voor de tropische zeeën dat de meeste duikers en aquarianen ze wel eens gezien hebben. Ze komen voor in alle kleuren van de regenboog, egaal of in verschillende kleurencombinaties: wit, geel, oranje, rood, lila, groen, bruin en zelfs zwart.
Hun leefgebied strekt zich uit van Arctica tot Antarctica, behalve aan de westkust van Afrika en de oostkusten van de Stille Oceaan waar ze volkomen ontbreken.
 
  Foto : Luc Loyen.

Als jongdieren zitten de haarsterren met een steel aan het substraat vast (zoals de zeelelies hun hele leven). Met toenemende ouderdom als de calyx, cirri en pinnulae gevormd zijn lossen ze van het substraat en beginnen een vrij bewegend leven.
Ze kunnen zich met hun grijpvoetjes nog wel tijdelijk aan het substraat vasthechten. Dit doen ze voornamelijk wanneer ze zich ’s nachts in de stroming zetten om hun voedsel uit de waterkolom te filteren.
Het lichaam van de Haarsterren is eigenlijk zeer benig en toch zeer fragiel. Over het skelet ligt maar een zeer dunne huidlaag en een klein gedeelte zacht materiaal. Toch kunnen ze zich gracieus, zij het traag, bewegen.
De mondschijf heeft een diameter van 3 tot 50 m/m, de armen kunnen 50 tot 550 m/m lang worden.
Haarsterren hebben een beperkte voedingskeuze, hun voeding bestaat hoofdzakelijk uit kleine planktonische organismen, foraminiferen, algen, diatomeeën, larven van ongewervelden, fytoplankton en in het water zwevende organische deeltjes.
De meest ideale partikelgrootte bedraagt 0.05 tot 0.40 m/m (Hendler, 1995)
Haarsterren zijn passieve deeltjeseters die zich ergens op het rif vastzetten en hun armen waaiervormig in het water uitspreiden om hun voedsel te vergaren.
De meeste soorten zijn nachtactief en brengen de dag door in holen en spleten.
Haarsterren hebben echter weinig vijanden, hun felle kleuren hebben waarschijnlijk een signaal functie bij rovers. Daardoor leven veel dieren als commensalen op of in de nabijheid van haarsterren. Ook is de lichaamsbouw van de Haarsterren zo variabel dat er voor de symbionten vele schuilplaatsen ontstaan waar ze een veilig onderkomen kunnen vinden.
Zo vond ZANN, (1980) 3 dozijn kleine borstelwormen (Myzostomaria), een grote worm (Polynoidae) een dozijn copepoden, twee garnalen van verschillende soort, een porseleinkreeftje (Porcellanidae) en drie Gobies, dit alles op een Haarster.
Een Haarsterzuigvisje (Discotrema lineata) van slechts 3 cm lang werd enkele decennia geleden ontdekt. Dit visje leeft in symbiose met een bepaalde Haarster en heeft zich wat kleur en tekening betreft volledig aangepast aan zijn gastheer.
Haarsterren zijn van gescheiden geslacht en de wijfjes leggen in het voorjaar of de zomer eieren af. Een wijfje kan tot 2 miljoen eieren per keer afleggen.
Haarsterren zijn zeer gevoelige en breekbare organismen die bij vangst en transport gemakkelijk beschadigd worden. Ze heelhuids tot in de handel brengen is een huzarenstukje. De determinatie van de verschillende soorten is ook geen sinecure daar dezelfde soort in verschillende kleuren en vormen kunnen voorkomen.
Mede door deze moeilijkheden worden Haarsterren slechts zelden geïmporteerd.
In het Aquarium:
 
Haarsterren zijn ongetwijfeld prachtige dieren die zeker een blikvanger in het rifaquarium vormen.
Doch over het algemeen is het zeer moeilijk deze dieren in gevangenschap voor een redelijke tijd in leven te houden. (meer dan enkele maanden).
In het begin kunnen de dieren er echt prachtig uitzien, maar na verloop van tijd breken er stukken van de armen af. Het regeneratievermogen dat in de natuur zo feilloos werkt, laat het in het aquarium volledig afweten.
Het grootste probleem blijkt het juiste voedsel te vinden en daarbij een goede voedingsmethode te ontwikkelen.
Aquarianen die zich geroepen voelen om deze toch zeer moeilijke dieren te experimenteren, moeten dat in ieder geval in een speciaalaquarium doen.
In eerste instantie dienen de dieren zo klein mogelijk aangeschaft te worden, wil men enige kans op slagen hebben.
Men kan voederen met: visseneieren, Artemia naupliën, Brachiones, Euplotes, gepulveriseerd droogvoer en mosselmelk.
De meest geïmporteerde Haarster is Himerometra robustipinna. Zoals de naam al zegt is deze Haarster de meest robuuste die men kent. Ook deze soort vereist aquaristische kennis en techniek.
Men zal Haarsterren enkel aankopen indien men goed voorbereid is en men bereid is er tijdrovende aquariumzorg aan te besteden.
Men is ook volledig op zichzelf aangewezen daar er in de literatuur weinig of geen aquariumgegevens ter beschikking staan.



  Foto : Hans Peter

Lybia en Neopetrolishes soorten in symbiose met anemonen.

Anemonen die ritmisch bewegen met hun tentakelkrans in de stroming, lijken als bloemen die zachtjes wiegen in de zwoele zomerwind in een weide.
Deze prachtige bloemdieren zijn echter bedrieglijke schoonheden die door de meeste zeedieren gemeden worden als de pest.
Toch zijn er specialisten, en we vergeten even de anemoonvissen, die zo een anemoon als thuisbasis verkiezen of er een bondgenootschap mee sluiten.
De twee soorten kreeftachtigen die we hier beschrijven kunnen we met een anemoon in symbiose houden in het aquarium.
Meestal profiteren beide soorten hiervan, of slechts een partner, terwijl de andere er echter geen nadeel van ondervindt.
 
Bokserkrabben – Lybia soorten
alt
 
Foto Luc Loyen, Lybia tessellata (pompomkrab, bokserkrab)
 
Nu en dan vindt men de Bokserkrab in de handel. Deze krab komt enkel in de Indische- en Stille Oceaan voor. De Bokserkrab Lybia tesselata vindt men in deze tropische wateren tussen 1 en 40 meter, Lybia edmondsoni komt tot op 85 meter voor. Ze leven vooral tussen koraalpuin en in rotsspleten.
Beide Lybia-soorten zijn in de natuur nachtactief en blijven dat de eerste tijd in het aquarium ook. Leven er echter geen Trekkersvissen, Kogelvissen of Komeetvissen in het aquarium en worden ze gewaar dat het aquarium een veilige levensruimte biedt, dan komen ze geleidelijk ook overdag te voorschijn.
Lybia wijfjes dragen hun eieren op de buik. Deze zijn fel oranje gekleurd. De jongen komen temperatuursafhankelijk na 2 tot 3 weken uit. De larven bewegen zich zeer snel voort en hebben een totaal andere lichaamsvorm dan hun ouders.
 
De opfok van deze larven zou eigenlijk kunnen slagen want de larven jagen op copepodennauplien (Brachiones en Euplotes)
In het aquarium kan men ook opmerken dat Lybia-soorten die kleine anemoontjes in hun schaarpoten dragen deze anemoontjes in de richting van een object duwen, waarvan ze aannemen dat dit hen bedreigt. Dit doen ze afwisselend links en rechts, zoals de links-rechts combinatie van een bokser, vandaar hun naam. Dat deze anemoontjes als bokshandschoenen werken kan zelfs een leek veronderstellen.
                                                                                             
 
De Britse zoologe Duerden stelde vast dat Lybia-soorten niet kieskeurig zijn wat de soort anemonen betreft. Dat kunnen zowel Bunodeopsis-, Sagartia- als Triactis-soorten zijn.
Interessant is de methode die deze krabben gebruiken om deze anemoontjes te grijpen. Nadat ze een anemoontje ontdekt hebben, betasten ze dit met hun schaarpoten.
 
Is de anemoon goedgekeurd dan lost de krab deze van de ondergrond. Dat doen ze echter niet met de schaarpoten, maar met het eerste loopbeen. Dit loopbeen wordt tussen de anemoonvoet en de ondergrond geschoven tot de anemoon lost.
Dan wordt de anemoon met de schaarpoten gegrepen en niet meer losgelaten.
Wanneer de krab nu verschaalt moet ze de anemoontjes een korte tijd loslaten.
Ieder contact van de krab met een ander dier veroorzaakt dezelfde reflex van boksbewegingen, met of zonder anemoontjes in de scharen.
In eerste instantie worden voor de voeding de voorste looppoten ingezet, de schaarpoten met de anemonen nemen niet aan het voedselzoeken deel.
Blijft er toch een voedselbrok in de anemoontjes hangen dan pakt de krab dit brokje beet en voert het naar de mond.
De krab steelt te allen tijde voedselbrokken van de anemoon.
De anemoon komt echter niets tekort daar de krab niet geïnteresseerd is in al te kleine voedselbrokjes.
 alt
 
Foto Robert Van Tilburg.
Het is vastgesteld dat deze Bokserkrabben in een rifaquarium goed te verzorgen zijn.
Andere lagere dieren zoals Acropora-, Seriapora- en Pocciloporakoralen worden door deze krabben met anemoontjes niet beschadigd.
 
We kunnen ze voederen met Mysis, Krill, Artemia en diepvriesvoedsel.
Het afzetten van de anemonen tijdens het verschalen van de krabben is echter moeilijk te observeren, daar deze krabben, zoals de garnalen in de decoratie verdwijnen tijdens het verschalen.
Het water moet van uitstekende kwaliteit zijn. Een regelmatige toevoeging van Jodium is noodzakelijk, omdat dit zeker het verschalen makkelijker maakt.
 
 
Porseleinkrabben: Neopetrolisthes soorten. (Anemoonkrabben)
 
Neopetrolisthes maculatus is in de Indische Oceaan wijd verbreidt.
Het zijn echter geen echte krabben (Brachyura) doch ze behoren tot de familie Porseleinkrabben (Porcellanidae) die alles bijeen ongeveer 240 soorten telt.
Bij N. maculatus staan de gekleurde puntjes zeer dicht bij elkaar, de kleur gaat van helrood tot diepbruin.
 
Neopetrolisthes oshimai onderscheidt zich van de vorige soort door de duidelijk grotere en onregelmatige punten op het glanzend witte lichaam. De kleur varieert ook van helrood tot diepbruin.
N. oshimai komt voor op de Filippijnen, Indonesië en Hawaï. Ze komen daar in groten getale voor.
Hun bijzonder gedrag behouden ze ook in het aquarium. Vooreerst zoeken ze een anemoon. Zonder anemoon moet men deze dieren niet houden.
Het maakt echter de krab niets uit, maar ze zijn dan veel schuwer en praktisch niet te zien zonder anemoon.
Vele vijanden zoals Lipvissen van het geslacht Thalassoma en Halichoeres zouden de krab snel te grazen nemen, want ze zijn volledig afhankelijk van de bescherming van hun anemoon.
alt
 Foto Edgar Donkervliet, Neopetrolisthes maculatus, Anemoonkrab
 
Het veiligst voelen ze zich in de nabijheid van een Stichodactyla haddoni (Tapijtanemoon) of een zandanemoon (Bunodactis).
 
Over het aanpassingsgedrag tussen anemoon en krab is nies bekend. Wanneer een porseleinkrab in een aquarium gebracht wordt waar zich een anemoon in bevindt, dan kruipt de krab binnen een minuut in de anemoon. Van een gewenning, zoals we dat van de anemoonvissen kennen, is dus geen sprake.
 
Wil men Porseleinkrabben verzorgen dan moeten we ze wel solitair houden.
Anders moeten we zeker zijn dat we een paartje aangeschaft hebben. Twee gelijkgeslachtigen onderdrukken en bekampen elkaar tot de dood.                   
 
 
Van Felix NEUHAUS
Uit: Der Meereswasser Aquarianer 2/2002
Vrije vertaling door Jennes Rudy.

Octopus romantiek

Octopus romantiek
16  April  2008 - Bron: Berkeley.edu
Van octopussen werd altijd aangenomen dat het eenzelvige dieren zijn, zonder complex voortplantingsgedrag. Maar een onderzoekster van de Universiteit van Berkeley (Californië) heeft voor de kust van Sulawesi (Indonesië) heel wat anders gezien.
Zij ontdekte dat de Abdopus aculeatus, een overdag actieve octopus met een kop van het formaat sinaasappel en tentakels van zo’n 25 centimeter, er een boeiend liefdesleven op na houdt. De mannetjes paren niet met elk vrouwtje wat ze tegenkomen. Hoe groter het vrouwtje, hoe meer eieren. Een mogelijke partner wordt zorgvuldig uitgezocht en voor enkele dagen gadegeslagen. Met alle acht armen wordt ‘geflirt’ en rivaliserende mannetjes worden weggejaagd of bijna gewurgd. Hierbij wordt veel geshowd met de bruine streep die kenmerkend is voor de mannetjes.
Kleinere mannetjes passen een anderen tactiek toe. Ze gedragen zich ‘vrouwelijk’, laten de bruine streep niet zien en proberen om op die manier zo dicht mogelijk in de buurt van een vrouwtje te komen. Op deze manier wekken ze geen wrevel op van sterkere mannetjes.
Bij de paring steekt het mannetje een lange, zeer flexibele arm (de hectocotylus) in de mantel van het vrouwtje en zet zo een pakketje sperma af.
Na de paring trekt het vrouwtje zich terug in haar hol en legt daar tienduizenden eieren. Deze blijven in lange slinger boven in het hol hangen. Het vrouwtje verzorgt de eieren door er steeds vers water langs te blazen en kan gedurende deze tijd zelf niet eten. Na een maand komen de eieren uit en sterft het vrouwtje van uitputting. Het mannetje sterft meestal ook kort na de paring. De baby-octopusjes zijn op zichzelf aangewezen.

Gegevens over het gedrag van octopussen komt voornamelijk uit aquarium studies. In het wild zijn de meeste octopussen lastig te onderzoeken: ze zijn meesters in het zich verschuilen en camoufleren. De Abdopus aculeatus is geen unieke octopus soort, mogelijk wordt dergelijk gedrag door wel meer soorten vertoond.

Zeekomkommers : De Stofzuigers van de oceanen.

Algemeen: 

Ze zijn de succesvolste groep onder de stekelhuidigen. Met meer dan 1200 levende soorten zijn de zeekomkommers dan ook de soortenrijkste groep. Neemt men de lichaamsmassa van alle bodembewoners voorkomend over de oppervlakte van alle oceanen dan vertegenwoordigen de zeekomkommers meer dan de helft van de mariene organismen. 

Ze kunnen reuzengroot zijn, langer dan twee meter en meer dan 10 kg wegen, of zo onbeduidend klein dat ze tussen de zandkorrels kunnen leven.

Men vindt ze vanaf de branding tot op diepten van 10 000 meter en meer.

De meeste soorten leven als volwassen dieren op of in de bodem, enkele soorten kunnen zelfs zwemmen.

Velen zijn grauw, lichtbruin of vuilroze van kleur, anderen zijn bontgekleurd. 

Twee dingen hebben ze echter allen gemeen, hun komkommerachtige verschijningsvorm en hun vreedzame levenswijze. 

komkommer.JPG

Foto: Erik Paumen.

Lichaamsbouw: 

Bij de meeste Stekelhuidigen valt bij de eerste blik de vijfstralige symmetrie te herkennen zoals de vijf armen of de vijf lichaamsdelen. Bij de zeekomkommers vallen deze karakteristieken niet zo direct op. Ze hebben een echt voor- en achtergedeelte, niet enkel een boven- en ondergedeelte zoals bij de zeesterren en zee-egels. Hun kalkskelet, dat bv. bij de zee-egels het harde binnenpantser vormt, omgeeft niet hun hele lichaam doch is in verschillende elementen verdeeld die in de huid vergroeid zijn. 

De meeste zeekomkommers kruipen over de zeebodem. De beweging wordt verkregen zoals bij de zeesterren en zee-egels, met de voetjes in samenwerking met het watervatsysteem, doch slechts met de drie rijen voetjes die naar de bodem zijn gericht.

Deze drie spierbundels worden dan ook ingezet om de voortbeweging te verkrijgen. Overigens zijn het deze spierbundels die in Zuidoost Azië als "Trepang" worden gegeten. De voetjes en de spierbundels vormen samen de "kruipzool". De andere twee rijen voetjes zijn naar het vrije water gericht.

Het zenuwstelsel van de zeekomkommers is zeer primitief zoals bij de andere stekelhuidigen. Het omvat een zeer eenvoudig zenuwcentrum, geen echte hersenen en zeer weinig zintuigen. Voor hun voedingswijze en passief verdedigingssysteem hebben zeekomkommers geen complexe receptoren nodig. 

  

Holothuria edulis Foto: Ed Bierman

Thelenota ananas Foto: Bernard Dupont

Voedingswijze:

De mond van de zeekomkommers ligt aan de voorzijde, daar bevindt zich een krans van tentakels die uitgestulpt en ingetrokken kan worden en voor het opzoeken en opnemen van het voedsel verantwoordelijk zijn.

Deze tentakels kunnen zeer verschillend van vorm zijn, zo herkennen we boomvormige en schijfvormige tentakels, vertakt of gevederd.

De vorm is van de soort of het voedselspectrum afhankelijk.

Onmiddellijk achter de mondopening bevindt zich een kalkring gevormd door vijf met elkaar verbonden kalkplaatjes die de voordarm omringt, vergelijkbaar met de "lantaarn van Aristoteles" bij de zee-egels. Hierdoor zou op verwantschappelijke kenmerken tussen de twee groepen stekelhuidigen kunnen gewezen worden.

De darm verloopt zowat in het midden van het lichaam en vormt een holle buis die gans door het lichaam loopt tot aan de achterzijde waar hij als achterdarm uitmond. 

Vrijlevende zeekomkommers nemen hun voedsel op terwijl ze over de zeebodem kruipen. Ze zuigen dode organische partikels uit het sediment op en eten ook kleine diertjes en algen die tussen de zandkorrels leven, het zijn de "stofzuigers van de oceanen."

Andere soorten scheppen met hun schijfvormige, aan de rand met mondtentakels bezette bek, zand en modder binnen. Bij deze zg. sedimenteters kan men de kruipsporen opmerken die deze zeekomkommers achterlaten, en er als ploegvoren uitzien. Aan het einde van zulk spoor vindt men dan de zeekomkommer half ingegraven. In de nabijheid liggen dan gewoonlijk 1 cm dikke ronde "worsten" die ze uitgescheiden hebben. Het is het sediment dat van alle organisch materiaal is ontdaan.

Het gehalte aan organische voedingsbestanddelen is gering, zelf wanneer slechts weinig energie in snelle bewegingen wordt geïnvesteerd, betekent dit dat veel materiaal moet worden opgenomen en na vertering weer uitgescheiden, om de energiebehoefte te kunnen dekken.

Zo neemt een 20 cm lange zeekomkommer per jaar ongeveer 80 kilogram sediment op, dat is 250 gr. per dag.

zandworm.JPG

Foto: Luc Loyen.

Sommige zeekomkommers hebben zich echter een andere vorm van voedselopname eigengemaakt. Deze zeekomkommers hebben een kroon van sterk vertakte tentakels rond de mondopening. Deze tentakels scheiden een slijm af waaraan het organisch materiaal maar ook eencellig plankton en algen blijven kleven. Zo vangen deze zeekomkommers organisch materiaal uit het vrije water. De tentakels worden dan ingetrokken en "afgelikt."

Terwijl de stofzuigers over de bodem kruipen, leven deze laatste soorten ingegraven in de bodem. 

De zeekomkommers zijn noch door een harde schaal, noch door stekels of grijpscharen beschermd. Men zou dan ook denken dat ze een gemakkelijke prooi vormen voor allerhande roofdieren. 

De meeste zeekomkommers zijn niet hulpeloos overgeleverd aan de aanvallen van rovers. Aan de einddarm bevinden zich kanalen die een kleverige stof afscheiden die voor vissen en andere zeedieren zoniet giftig, dan wel gevaarlijk is. Wanneer een rover een zeekomkommer vastgrijpt scheiden deze klieren onmiddellijk een stof af die op een "instant-klever" gelijkt en in zeewater onmiddellijk uithardt. De ongelukkige aanvaller heeft dan de handen (vinnen) vol om zich van deze stof te ontdoen. Andere zeekomkommers scheiden dan weer een stof af die niet kleeft maar uiterst giftig is. Na een confrontatie is bij de aanvaller de goesting snel over en laat hij deze "onderwatersigaren" voortaan links liggen.

Eventueel opgelopen verwondingen bij de zeekomkommer regenereren overigens binnen een dag.

De einddarm bezit nog een andere zeer belangrijke levensfunctie, hij dient namelijk ook voor de ademhaling. Aan de darmuitgang liggen verschillende dunhuidige uitlopers van het darmkanaal die met bloedvloeistof gevuld zijn en daar de zuurstof opnemen, namelijk de "waterlongen". Vandaaruit wordt de zuurstof via de bloedvloeistof naar de organen gevoerd. 

Voortplanting: 

Zeekomkommers bezitten slechts een enkel soort geslachtsorgaan in tegenstelling tot de zeesterren, slangsterren en zee-egels die hermafrodiet (tweeslachtig) zijn.

De testikels en eierstokken van de zeekomkommers vormen lange buizen die door gans het lichaam lopen. De monding ligt aan het kopgedeelte in de nabijheid van de mondtentakelkransen. Hier worden de ei- en spermacellen direct in het water uitgestoten. De dieren zijn slechts op bepaalde jaargetijden geslachtsrijp. Bij sperma-afgave richten de mannelijke dieren zich op en lozen een witte spermaband in het vrije water die met de stroming meedrijft. Eieren en sperma verenigen zich in het vrije water en de bevruchting wordt een feit.

Uit de bevruchte eieren groeien planktonische larven die men Auricularia-larven noemt. Aan de lichaamsranden zitten een soort wimpers die de larven in staat stellen zich voort te bewegen om voedsel te bemachtigen. De larven groeien en veranderen na een tijd in een ander groter larvestadium, de Doliolaria-larven. Ook deze larven zijn slechts enkele millimeter groot en leven tussen het plankton.

Sommige zeekomkommers bedrijven broedzorg, het zijn voornamelijk de zeer kleine soorten. De eieren ontwikkelen zich bij deze soorten onder de kruipzool en tussen de mondtentakels of nog in kleine broedbuideltjes in het lichaam.

Op het einde van de larvale fase doorlopen de jonge zeekomkommers een metamorfose die slechts een dag duurt. Daarna leven zeekomkommers voor de rest van hun bestaan in of op de bodem. 

Foto : Emőke DénesPseudocolochirus violaceus

Besluit: 

Over de giftigheid van zeekomkommers in het zeewateraquarium is al veel geschreven. Meestal wordt de vergiftiging met een mechanische beschadiging van het dier in samenhang gebracht.

Hoe dan ook zeekomkommers zijn in elk aquarium tikkende tijdbommen, omdat ze bij onwelzijn of dood een gif afgeven, dat bij vissen de zuurstofopname in het bloed blokkeert. Dit gif is "Saponine". 

Het kan ook voorkomen dat zeekomkommers in het aquarium eieren afleggen. Dat doen ze niet omdat ze zich zo ongelooflijk goed voelen in onze aquaria, doch door bepaalde condities in het aquarium, vb. plotse daling van de temperatuur of bij voedselgebrek.

We moeten dat zien als een noodmaatregel van de natuur om het nakomelingschap te verzekeren, onder het motto: "We leggen nog gauw een ei, voor het te laat is!".

Deze geslachtsproducten kunnen in een aquarium het hele visbestand doden. Ook ongewervelde dieren kunnen hier veel nadeel van ondervinden. 

Voelt U zich toch geroepen om deze dieren in uw aquarium te verzorgen, let dan vooral op volgende punten:

- het overwennen van zeekomkommers dient zeer zorgvuldig te gebeuren, liefst met de druppelmethode.

- Zeekomkommers zijn stekelhuidigen en uitermate gevoelig voor pH, zoutgehalte en temperatuur.

- Zorg ook voor een enigszins organisch belast aquarium (Voedsel).

Jennes Rudy.

Inloggen Registreren

Uw account aanmelden

Gebruikersnaam *
Paswoord *
Onthoud mij

Account aanmaken

Velden met een sterretje (*) zijn verplicht.
Naam *
Gebruikersnaam *
Paswoord *
Herhaal paswoord *
E-mail *
Herhaal e-mail *

Foto van de maand

Centropyge Foto Tanne Hoff

De halloween heremietkreeft Ciliopagurus strigatus
in het aquarium van Stefaan Fabri

Foto: Patrice Cornelis